In 1972 kwam het Comité Vrouwen van Ravensbrück met de wens naar buiten om een monument op te richten in Amsterdam ter herinnering aan de Nederlandse slachtoffers van het concentratiekamp Ravensbrück.
Volgens sommigen had ‘haar’ in het opschrift ‘hen’ moeten zijn. Na een voorzetsel gebruiken we inderdaad het persoonlijk voornaamwoord hen. Vroeger werd er in het meervoud echter wél onderscheid gemaakt tussen mannelijk en vrouwelijk.
De opdracht luidde:
“U zult in opdracht van het Comité Vrouwen van Ravensbrück een ideeënontwerp maken voor een sculptuur ter herinnering aan de Nederlandse slachtoffers van het concentratiekamp Ravensbrück. Dit ontwerp zal aan het gemeentebestuur van Amsterdam worden voorgelegd om samen met deze instantie de mogelijkheid van een werkopdracht voor te bereiden.”
Na bespreking met het Comité besloot een drietal kunstenaars ieder een ontwerp te maken, waaruit dan in onderling overleg zou worden gekozen. Op deze wijze werd een ontwerp gekozen van Joost van Santen, dat bestond uit een metalen cilinder als licht- en geluidsbaken met daar omheen gegroepeerd een zevental metalen reflectorplaten met als tekst:
“vrouwen van Ravensbrück: voor haar die tot het uiterste neen bleven zeggen tegen het fascisme”.
Belangrijk hierbij was dat het comité had aangegeven, dat het niet alleen een gedenkteken wilde, maar ook een boodschap wilde achterlaten aan de huidige generatie en aan die van de toekomst.